Eskimo’s hebben tientallen woorden om sneeuw te beschrijven. Eigenlijk zouden er ook tientallen woorden voor verdriet moeten zijn. Verdriet dat door je heen scheurt, je de adem beneemt. Verdriet dat zich als een steen vastzet in je borst en niet wil wijken. Verdriet met gemene tentakeltjes. Onbewust oud verdriet dat als een voortdurende achtergrondruis je leven grijs inkleurt. Boos verdriet. Bitter verdriet. Verdriet dat niet opgelost kan worden in tranen. Zoet verdriet. Rauwe rouw.
In mij huist zacht verdriet. Niet onprettig. Het is verdriet dat vraagt om een zachte wereld. Mistig herfstlicht. Liefdevolle, wijze mensen om me heen. Troostende groente stoofpotjes op het vuur. Lopen met mijn kind langs stille grachten. Opdrachtgevers die met zinvolle klussen komen. Vloeiende tai’chi bewegingen. Het gezicht van mijn broertje als hij glimlacht. Tom Waits die bitterzoet over Alice zingt.
En het mooie is, dat is er allemaal. Ik maak mijn eigen wereld.