AvL. Wachten, wachten, wachten. De afspraak is om kwart over twaalf. Het wordt kwart over een, half twee, twee uur, kwart over twee. Een gezin komt de spreekkamer uit. Vader, moeder en zoon. Huilend. Armen om elkaar heen. Naast ons zit een stel van een jaar of dertig. Innig, elkaar strelend. Hij is kaal, dikke kop van de Prednison. Het is niet het wachten dat het zo zwaar maakt, het is wat je ondertussen ongevraagd mee krijgt.
Broertje is opstandig. “We zitten hier voor lul. Ze doen toch niks.” En dat blijkt als we eindelijk aan de beurt zijn. Er is geen plan, geen uitweg. Ik zeg tegen de oncoloog dat ik tegen de vakantie opzie, eigenlijk niet wil gaan. “Waar ga je heen? Italie? Gaan. Je bent in een dag terug als het moet.” Ik krijg de gegevens van mijn broertje mee die ik naar Ramon in het VU breng. Daar wordt bekeken of een second opinion zinvol is. Ramon belt de volgende dag. Het oncologisch team heeft het uitgebreid besproken, een second opinion heeft geen zin. Dat is dan dat. Het geeft een raar soort rust en een tussengevoel: lachen of huilen?
Lopen met de hond. Kijkend naar het Weerwater word ik overvallen door een heftig verlangen. Een blauwe zee, drijven, armen wijd, ogen dicht. Gedragen worden.