Buiten breekt de lente los. Sinds een paar dagen zingt een merel me ’s ochtends vroeg wakker. Ergens in Japan wordt ook een vrouw iedere ochtend wakker gezongen door een merel. Sinds een paar dagen is mijn wakker worden anders. Is zij mijn eerste gedachte. Die vrouw in Japan. Moeder, dochter, zus. Net als ik. Verschil. Haar wereld is op slag onveilig geworden. De vaste grond is weg. Niets is meer wat het was. De aarde niet, de lucht niet, het water niet.
Isa komt thuis, ik bak eieren en klets. Ik werk, wandel, zit, lees. Ik verheug me, maak me zorgen. Ik leef. Toch is alles anders. Zij is er, die vrouw in Japan. Ze zit onder mijn huid en in mijn hoofd. En bij iedere nieuwsupdate, steeds zorgwekkender, nooit beter, voel ik me machtelozer worden.
Ik kan niks. Behalve aan haar denken, met haar meevoelen. Voortdurend beseffend dat ik haar ben. En zij mij.
De machteloosheid is het ergste, maar we zijn niet totaal machteloos.
Door in gedachte bij deze Japanse vrouw te zijn help je haar.
Ik brand wierook, en steek m’n kaars aan bij Boeddha, in de wetenschap dat het helpt.
Samen een. Hoe mooi heb je dit gevat in woord.
Is dit niet precies wat mediteren inhoudt.
We branden samen een hartelicht en wierrook.
One big family. Oersoep.
Ja. Dat ken ik. Alleen is d
Sorry. Ging iets mis.
Ja dat ken ik.
Eerst was de vrouw in jouw verhaal de familie van onze Japanse buurvrouw. Toen werd zij een Japanse studente van mijn moeder. Daarna werd zij een Japanse collega van Jouke (die onwijs bang is en zijn regering niet meer gelooft mailde hij vanavond).
Het is de tijd van Tsjernobyl revisited maar dan verder weg en met mensen die je kent.
En het is zo’n fijn land.