Ze zitten naast elkaar in de trein. Allebei ongeveer even groot en zwaar. Zestigers van het jonge soort. Haar haar is fel roodzwart, strak geknipt, designerig. Ze draagt een zwart shirt en een zwart-witte broek. Hij is kalend, draagt een bril en een vlot jack dat berekend is op alle weertypen. Ze vormen een twee-eenheid zoals ze daar zitten, stevig, onverstoorbaar. Een wit draadje loopt van de iphone in haar handen naar haar rechteroor en kabbelt dan verder, naar zijn linkeroor. Ze luisteren. Een minuut of vijf later, zet zij de iphone uit en zegt: ‘Mooi verhaal hè?’ Hij knikt. Ze laten tegelijkertijd hun handen in hun schoot vallen, zuchten en kijken naar buiten. Nog steeds verbonden.