Soms word je totaal onverwacht diep geraakt.
In het NRC las ik een interview met psychiater Tineke Vos. Ze deed onderzoek naar ontkenning bij terminale kankerpatiënten. Mensen die bij wijze van spreken op hun sterfbed nog ontkennen dat ze ziek zijn. Mevrouw Vos ontdekte dat het helemaal zo slecht niet is als mensen hun ziekte ontkennen en dat je als naaste daar vooral respect voor moet hebben.
Ik dacht aan mijn broertje. Juist dat vond ik het moeilijkste. Niet het zorgen, niet het steeds weer urenlang in het ziekenhuis zitten, niet het geregel. Het moeilijkste was dat zijn realiteit anders was dan die van mij. Dat ik gesprekken en uitslagen anders interpreteerde.
Hij vroeg bijvoorbeeld of hij die zomer met de kinderen naar Amerika kon. Tuurlijk kan dat, zei de oncoloog, als je je goed voelt, dan kan dat. Mijn broer interpreteerde dat als ‘ik heb dus minimaal nog 8 maanden kwaliteit voor de boeg. Ik interpreteerde dat anders: als je je goed voelt. Maar niet als garantie op goed voelen. Zo ging het na vrijwel ieder gesprek met de oncoloog. Het werd mijn grote worsteling. Is het aan mij hem de harde werkelijkheid in te sleuren zodat hij die zou ‘accepteren’? Of liet ik hem zijn eigen werkelijkheid beleven, misschien tegen beter weten in. Ik heb gekozen voor het laatste. Nooit wetend of dat de beste keuze was. Als ik mevrouw De Vos mag geloven, heb ik er goed aan gedaan hem in zijn werkelijkheid te laten.
Oftewel: Amerika heeft hij nooit gehaald. Maar het vooruitzicht en de hoop wel. En dat is niet niks.
Ik ben erg blij voor je. Met dit interview krijg je weer een héél klein beetje meer de bevestiging dat je het goed gedaan hebt. Ik heb erg veel respect voor de manier waarop je je broertje hebt geholpen, en bijgestaan. Je bent een kanjer van een ZUS!