‘Wat kijken jullie gelukkig! En wat dans je mooi, ik wist niet dat je dat kon!’ zegt dochter. Ze zit geleund tegen de spiegel te kijken naar de repetitie.
Het is raar dat de allerbelangrijkste mensen in mijn leven dit essentiele deel van mijn leven niet hebben meegemaakt. Alleen de oudste dochter een beetje, die werd als baby en peuter meegenomen naar alle theaters in Nederland. Met als gevolg dat ze ongelooflijk de pest heeft aan theaters in het algemeen en aan dans in het bijzonder.
Ook lief kent dit deel van mijn leven niet. Ik leerde hem kennen nadat ik gestopt was. Alsof ik toen, op mijn 33e, pas klaar was voor een vaste relatie. Wat ook zo was. Daarvoor leefde ik als een zeeman met in ieder stadje een ander schatje. Om heimwee te voorkomen, schat ik zo. Zo leefden we allemaal. En dat had en heeft een scherp randje, ook nu nog. Want een aantal van ons is er niet meer: de jongens die gay waren en liefjes hadden in New York. Zij hebben dat vrije leven niet overleefd. New York en San Francisco vormden in de jaren ’80 de eerste aids slagvelden. Nog voor we wisten wat veilig vrijen was.
Gelukkig. Isa heeft gelijk. Dat maakt het me ook. Nog steeds. Er gaat niets boven met een groep mensen iets moois maken. Mensen die volkomen verschillend zijn maar met dezelfde essentie, dezelfde hartstocht. En als je dan ook nog het soort herinneringen deelt, die wij delen, blijken we NTB. Da’s pubertaal voor Niet Te Breken.