Zaterdag. Half elf. Lief ligt nog in bed. Buiten schijnt de zon en waait het. De amberboom in de voortuin straalt oranjerood. In de achtertuin vallen de hazelnoten – plok, plok – uit de boom. Ik heb een half uurtje zazen gedaan, met de hond gelopen en nu bereid ik de schrijfcursus voor die ik straks in de bieb geef. Vorige week zijn we begonnen, buiten was het terrassenweer, maar de bieb zat vol. Een bezoeker was achter de piano geschoven en speelde deuntjes. Alle pc’s waren bezet, veel jongeren. De studiezaal gonsde. Wat een gebouw niet kan doen voor een stad!
Ik denk aan Bilbao, een saaie industriestad totdat Frank Gehry er het Guggenheim museum mocht bouwen. Sindsdien is Bilbao een toeristische trekpleister. Philippe Starck heeft er nu een opzienbarend sport en cultuurcentrum neergezet voor de eigen bewoners. Hartje stad. Dankzij die investeringen in cultuur, is de stad opgeveerd en opgebloeid. Dat geldt ook voor het Rührgebied. Ooit somber, doordrongen van de geur van steenkool en chemische industrie. Nu, dankzij slim gebruik van oude fabrieken, weer helemaal hip en happening.
Vrijdag is er een debat in de bieb over kunst en cultuur. Er moet 200 miljoen bezuinigd worden. Dat gaan we voelen. Ook in Almere. De stad die per hoofd van de bevolking het minst aan kunst en cultuur besteedt. Ik heb het debat mee georganiseerd maar ben er zelf niet bij, weekje weg. Ik hoop op weinig gezeur en veel creativiteit. Ik hoop vooral op over de horizon kijken, verder kijken dan de eigen navel: daar is nu wel lang genoeg naar gestaard.