Volgens mij is sport eigenlijk heel simpel. Er moet ergens een bal in of over, of je moet zo hard mogelijk rennen, zwemmen of fietsen. En als je de snelste bent, heb je gewonnen. Blijkbaar is dat weer typisch meisjesdenken. Na tien minuten luisteren na Tour verslag, kun je niet anders dan concluderen dan dat het hogere wetenschap is.
Oke. De Tour de France. Een rijdende chemische fabriek met verschillende kleuren truien, met of zonder bolletjes. Er is een peleton en mannen die proberen te ontsnappen. Maar niet altijd, want er worden ook veel afspraakjes gemaakt, gefluister tussen ploeggenoten maar ook met tegenstanders. Over hoe hard ze gaan en waar ze gaan ontsnappen ofzo. Er zijn auto’s en motoren met grappige claxons die er hard tussendoor scheuren en waarin mensen zitten die met mobieltjes de stand van zaken doorgeven aan de renners. Zoiets. maar het aller, allerleukste is het commentaar van de sportverslaggevers. Volgens mij bedoeld om leken in volstrekte verwarring achter te laten. Dat gaat ongeveer zo.
De een: ‘Gisteren was het piano. Toeristische route met veel plassen en eten.’ De ander: ‘ Vandaag is er ruimte voor musketiers. Volle bak in een gestrekt tempo.’ De een: ‘Het sap gaat uit de kuiten. Het kan nog gaan knakken na die exploot van Auge.’ De ander: ‘Ligt eraan wat de musketiers gaan doen. Het gaat op grote pen met niks geen binnenblad. Die trui moet toch beschermd.’ De een: ‘Een trui is een trui. Toen Auge het op een lopen zetten…tsja.’ De ander: ‘Ja. Dan gaat het van patat! Kijk, hier kunnen gaten vallen, kan gesneuveld worden.’ De een: ‘Maar het is geen technische finale. Het is geen vlakke finale dus….’ De ander: ‘Nee, het is een glooiende finale. Met ruimte om te vallen. Heel anders dan in Engeland waar je van die heggetjes hebt.’ De een: ‘Maar het kan gaan knakken, met die musketiers.’