Ik heb een nieuwe hobby: verdwalen. Althans, ik dénk dat het mijn nieuwe hobby is. Vandaag heb ik het gedaan en ik vond het erg leuk. Het was zo leuk omdat ik er goed van ging kijken. Veel beter dan dat ik een gebaand pad afsjok.
Ik ging naar een bos waar we vaak lopen. Maar waar wij altijd over het bruggetje rechtsaf gaan, ging ik linksaf. Oké, het is niet bepaald donker Afrika – de landerijen bij ’s Graveland – maar toch.
Ik passeerde het huis waar ik later ga wonen: wit, rood dak, serre, in het bos, uitkijkend over de velden. (En toch op 30 minuten van 020). Ik liep in het zonnetje langs een weiland waar schapen dik tevreden lagen te wezen. Toen een laan met hele dikke bomen en in een van die bomen zat een specht keihard te roffelen. Even later roffelde een wannabe maatje gezellig terug. Ik zag een stukje dennenbos waar het mos keihard groen lag te glanzen. Een poedersuikerlaagje sneeuw dekte hier en daar wat natuurdingen romantisch toe. Na een half uur kwam ik op een pad dat ik kende. Niet de bedoeling. Weer afslaan. Hé, een bankje vol in de zon. Schoenen uit en even kwartiertje mediteren. Tot er iemand naast me kwam zitten die een boterham met salami begon te eten. Verder maar weer. En toen was ik echt verdwaald.
Ik wekte mijn innerlijke Freek Vonk. Waar is de zon? Die stond, gelijk de Ster van Bethlehem, boven mijn auto te stralen wist ik. Een kwartier later bevond ik me op bekend terrein. Klik, zei de autosleutel en 20 minuten later was ik thuis. Toch mooi mezelf op een zondagmiddag avontuurtje getrakteerd. Misschien ga ik volgende week wel weer verdwalen!