In ons schuurtje ligt een ekster te sterven. Ik ontdekte hem vanochtend. Hij ligt op zijn rug, kopje tegen de bezem, de vleugels hulpeloos langszij. De pootjes – of klauwen liever gezegd – zo’n beetje gestrekt vooruit, alsof hij zich net verdedigd heeft en misschien is dat ook wel zo. Een kraaloog keek me alert aan maar ging toen dicht. Hij heeft witte oogleden. Het donzige borstkasje gaat zacht op en neer.
Af en toe ga ik even kijken. Of hij al beter is, of dood. Wat zou ik nu graag op Wolkeriaanse wijze aan de slag gaan. ‘Kom maar beessie, jaaaa he, ik zal je vleugeltje wel even spalken. Kijk ’s hier, een mooie doos, daar mag je in wonen. Krijg je lepeltjes gemalen regenworm om aan te sterken…’ Zoiets. Maar ik durf hem niet aan te raken, weet helemaal niet of zijn vleugel gebroken is en ook niet of ‘ie gemalen regenworm eet. Ik hou ook helemaal niet van eksters.
Weer even gaan kijken. Hij ziet er nu toch echt wel dood uit. Spalken en wormen voeren lijkt me dus mosterd na de maaltijd. Gelukkig maar. Maar wat nu? Gooi ik hem in de vuilnisbak? Bij het bioafval? Organiseer ik een kleine uitvaartplechtigheid? Verstop ik hem in de bosjes onder een laag bladeren, terug naar de natuur? En wat is het eigenlijk raar dat je zo weinig dode beesten vindt. Waar blijven al die vogels, konijnen en vossen eigenlijk als ze dood zijn?
Gewoon even in een stevige A 4 envelop naar de milieufederatie flevoland sturen. Wees maar blij dat het geen rugstreeppad was, want zo een poeltje in de schuurtje is echt geen doen
Wat een schattig fotootje! Wat was jij een lief ventje…vroeger…:-)
Dank je wel