Een levende en een dooie. In Yosemite kwam er eentje – echt, lief heeft hem op de foto – voorbij rennen toen we op de shuttlebus zaten te wachten. Bruin, niet al te groot, met een halsband om, sjeesde hij voorbij. En later, midden op de freeway. Een hoopje zielig bont midden op de weg. Wildlife is overal dichtbij. Ook hier, een mondaine plek – Santa Cruz – aan het strand. De zeeleeuwen liggen te brullen onder de pier. En als je zwemt duikt er een paar meter verderop altijd wel een nat, zwart, glanzend zeehondenkoppie op. Pelikanen zwermen rond de vissers op de pier.
Voel me een inadequaat kleutertje in deze ruige natuur. Vooral in de nationale parken tussen al die oermensen. Vrouwen met ongeverfd haar, rugzakken, in afritsbroeken en op sensible shoes die er stevig de pas inzetten op weg naar. Tsja, naar wat? “Haha,” zegt lief troostend. “Maar je zal maar met die afritsbroeken naar bed moeten. Doe mij dan maar een stadsmeisje.” Ooit waren we een weekje kamperen op Ameland. Ik haat kamperen, en al helemaal in NL. Je gaat toch niet vrijwillig op een terrein met een slagboom en een hek erom zitten? Maar goed, Ameland. Allemaal adequate Friezinnen om me heen in het washok. Stonden doodleuk brandschone tweepersoons lakens op te vouwen in die modderbende. Lukt me thuis niet eens. En dan voel ik me ineens nog veel kleiner worden dan ik al ben.
Santa Cruz is lekker stads. Met een geweldige ontbijtplek waar allemaal normale mensen komen die goeie koffie drinken, kletsen en de krant lezen. En morgen? Geen idee.