Hij zit te bellen als ik tegenover hem kom zitten. Het mobieltje veel te licht voor zijn zware knuist. Een gezicht als een sint bernhard. “Wat? Ja, dat denk ik wel. De gewone tijd? Vijf uur? Wat dan? O, andijvie. Met een papje? Daar heb ik zin in. Lekker ja. Oke, ja, tot straks.”
Hij drukte met moeite de mobiel uit, zucht en staart uit het raam. Denkend aan de andijvie met een papje die hij om vijf uur krijgt. De trein zet zich in beweging.
Het is 2 minuten over half 10.