Mijn vingers hebben eigenaardige schrijfvoorkeuren. Ze tikken graag ‘ene’ in plaats van ‘een’ bijvoorbeeld. En ze schrijven ook graag dhrama in plaats van dharma. Waarom ze dat doen? Geen idee. Hersens zijn kronkelige, ingewikkelde dingen die hun eigen gang gaan en je wil en controle soms te snel af zijn.
‘De dharma, grenzeloos diep en eindeloos subtiel’. We zingen het voorafgaand aan elke dharmales van mijn leraar Nico Tydeman. In dat licht is het behoorlijk slim van mijn vingers om dharma en dhrama door elkaar te halen want ‘grenzeloos diep en eindeloos subtiel’, dat geldt duidelijk ook voor drama: mijn eigen, zelfgeknutselde en gekoesterde grote en kleine drama’s. Naarmate ik langer dit zenpad bewandel, zie ik steeds duidelijker waar ik mezelf keer op keer saboteer, blokkeer, en in van die o zo vertrouwde, schrijnende, oeroude kindpatronen schiet. En hoe ongelooflijk subtiel dat werkt. Dat raakt niet alleen mij maar ook die arme geliefden om me heen bij wie ik overigens hetzelfde zie gebeuren. En zo zitten we in no time met z’n allen vast vast in emotionele blubber en is het shit ruimen geblazen.
Wat mij helpt is keer op keer beseffen dat het leven een work in progress is, een proces dat nooit af is. Door mijn innerlijke dramaqueen af en toe volop in de schijnwerpers te zetten, verdwijnen de schaduwen. Ontspannen in het gegeven dat verandering de constante is, de rode draad in mijn leven, helpt me de grote en kleine drama’s niet meer zo serieus te nemen. ‘Dag monster, ik ken jou. Ga zitten en neem thee maar ondertussen ga ik wel even verder waar ik mee bezig was als je het goed vindt.’ Het rugzakje levensmeuk wordt daarmee beetje bij beetje uitgepakt en daardoor een stukje lichter. Tegelijkertijd wordt de dharma tijdens dat proces steeds groter en dieper, eindeloos diep, onuitputtelijk diep – een nooit opdrogende bron.
Deze column werd eerder gepubliceerd in het Boeddhistisch Dagblad