We stappen in de auto. Ze trekt haar benen op, kleermakerzit, haar kindstandje. Haar haar hangt als een gordijn langs haar gezicht. Een gordijn dat me buitensluit. ‘Wil je er over praten?’ ‘Nee,’ antwoordt ze. ‘Ik kan het wel aan hoor,’ zeg ik. Ze schudt haar hoofd. Ik leg mijn hand op haar been en we rijden naar huis.
Sinds ze vorig jaar slachtoffer werd van zinloos geweld, gaat mijn kind een keer in de maand – of vaker als nodig – naar een uitstekende therapeute in Almere Buiten. Dat rijmt en dat geldt ook voor de therapie. Inmiddels gaat het niet meer over dat trauma maar over het leven en hoe je dat het beste overleeft. Want dat is het toch een beetje, die pubertijd: zien te overleven. En mijn kind heeft een te vol hoofdje dat veel hoort, ziet en ja, ook schrijft gelukkig.
In de wachtkamer heb ik zitten bladeren in het prachtblad Hi Society. Staat vol met BN’ers die ik goddank niet ken. Te bruin, te blond, te dom. Reportage Pret a porter voor uw pet. Een poedel in een donzig, roze badjasje zit klaar om in bad te gaan. Er drijven rozenblaadjes in het water. Naast het bad staat de nieuwste productenlijn voor pets van Dolce en Gabbana klaar. Godskolere. Persvrijheid kan ook te ver gaan. En een aanbieding. Tahiti. Slechts 5.999 euro pp. …Maar hee, dan zit je wel tien dagen in een goddelijk hutje op palen in een kristalheldere blauwe zee….Zou wel goed zijn voor dat veel te volle hoofdje van mijn kind, even op haar rug gedragen worden door het warme water.
’s Avonds naar de politieke markt. Voor het eerst in lange tijd maar ik moet wel. De nieuwe programmaplannen voor de stadsdelen worden gepresenteerd en moet er even heen, voor de Filmwijkkrant maar ook omdat dit mijn stad is en ik me er dus tegenaan moet bemoeien. Bovendien heb ik er aan gewerkt. Met lood in de schoenen op de fiets. Sinds ik dissident ben, voel ik me toch een beetje buitenbeentje. Het lood had ik thuis kunnen laten. Ik word met open armen ontvangen. Letterlijk. Eerst door Frits die buiten sigaretje staat te roken, me in zijn armen sluit en mijn blog ‘onmatig goed’ noemt. Ietsje lichter de lift in met Berthilde en dan weer een heleboel open armen. ‘Warm bad, Franssen?’ grijnst Ad. ‘En? Heb je je Marlies Dekkers aan? Wanneer ga je mee varen?’
Maar de bijeenkomsten zelf. Brrr. Het moet toch anders kunnen? Het is allemaal zo, zo, zo ambtelijk, ongeinspireerd, dood. Terwijl ik weet dat er met hart en ziel aan die plannen gewerkt is. Terwijl ik weet dat iedereen die daar zit hetzelfde wil: een stad waarin het goed wonen en werken is. Toch komt het niet uit de verf. Alleen al de opstelling in de zalen. De raadsleden aan tafel – die iedere kans grijpen hun eigen stokpaardjes te berijden want er zitten echte burgers te luisteren – en wij: de gewone burgers. Het moet andersom natuurlijk. De burgers aan tafel en de raad luisteren. Of door mekaar. En dan een constructie bedenken waarbij er flow ontstaat en je vermijd dat ook die burgers op hun stokpaardjes – groot onderhoud, zucht – klimmen. Dat kan namelijk. Daar zijn allerlei fijne methodes voor.
In de raadzaal luister ik met een half oor naar de herhaling van zetten die eerder in de zaaltjes gedaan is en teken ik voor Ton mijn idee voor het Almeerse vrolijk weekblad (dat verschijnt als nodig) en zitten we te bedenken hoe en wat. Dan bellen de buren: Isa zit bij ons, sleutel vergeten. Naar huis dus. Isa fluistert. Is haar stem kwijt. Geen wonder, psychologiseer ik. Ze heeft waarschijnlijk voor haar gevoel te veel gezegd bij de therapeut. Ik houd haar vast. ‘Het gaat over,’ zeg ik. ‘Op een dag ben je groot en vind je je plek. En dan zijn er mensen om je heen die je met open armen ontvangen. Dan heb je het gevoel dat je verschil kunt maken. En dat is fijn.’