Ik zit niet lekker in mijn vel. Ik kan maar niet thuiskomen na zes weken Australie. De verkiezingen helpen ook niet echt. Het geneuzel, het gedraai, de kleinheid. Ik mis de vergezichten. Letterlijk en figuurlijk. Ik mis het kijken naar de oceaan, naar de glanzende ruggen van de walvissen op weg naar het noorden, de saaie weidsheid van het binnenland, de 1000 tinten groen in het regenwoud. Het landen wil maar niet lukken en in mij groeit onrust en ontevredenheid.
Natuurlijk weet ik wat ik moet doen om mijn onrust te koelen: getting my ass on the cushion. Dus ik keek naar mijn kussentje, mijn kussentje keek naar mij. En ik keek weer weg. En ineens dacht ik aan het V-woord. En aan mijn dharmanaam: Teisui – zij die vol vertrouwen de stroom volgt. Vertrouwen. Met een hele grote V.
Zittend op mijn kussentje was het alsof ik een anker uitgooide. Plons. Thuis.
Zo, die kwam bij mij binnen, zeg. Mooi.