Pano! Pano! riepen de mannen in de taveerne. Pano! wuifde de vrouw naar boven. Pano! Pano! zei de man op zijn houten stoeltje voor zijn huis. Ella! zei de vrouw en nam ons mee het paadje de berg op, naar het hoogste huis in Ampeliko, een dorpje op Lesbos. Wandelend rond het kloostertje in het dal, hoorden we muziek. Mooie muziek. “Eilandmuziek,” zei mijn man. “Die hoor je nooit meer. Er wordt ergens geoefend.” Gelokt door de muziek klimmen we naar boven, steeds verder naar boven, aangemoedigd door de dorpelingen.Tot die vrouw ons bij de hand nam.
“Papa! Ella!” roept ze als we het huis naderen. Een gewoon woonhuis, geen oefenzaaltje. De muziek is inmiddels gestopt. Een oude man komt naar buiten. Pyamabroek, hemd. We vragen hem naar de muziek. “Ga zitten, ga zitten.” Verdwijnt naar binnen en komt terug met een schaaltje frietjes. We krijgen er ieder een. Daarna gaat hij weer naar binnen en komt terug met een glanzende trombone. “Ik ga voor jullie spelen, wacht.” Hij loopt weer naar binnen en verschijnt even later op het kleine balkonnetje boven onze hoofden. Hij zet een CD op en begint te spelen. Niks leuk, live orkestje. Karaoke is het, karaoke op de berg. Maar daarom niet minder mooi. Hij staat op zijn balkonnetje en tettert zijn muziek het dal in, weerkaatsend tegen de bergen. “Dat doet hij iedere dag,” glimt zijn vrouw trots en duwt me een zak peertjes in mijn handen.
Als we de berg afkomen, zitten de mannen in de taveerne te wachten en te lachen. “Mooi? Het orkest?” “Mooi,” zeggen we. En dat is ook zo. Mooi dat een oude man in pyamabroek en hemd, elke dag een Grieks dal vult met echte eilandmuziek.