‘En goed eten. Minimaal twee echte maaltijden per dag. Beschouw het maar als medicijn. Zin of niet: je moet eten. Je bent veel te fragiel nu.’
Mijn flying doctor dochter spreekt me vanaf de andere kant van de wereld streng toe. De moeder dochter rollen zijn even omgedraaid: bordje leeg eten! Ze heeft gelijk, natuurlijk heeft ze gelijk.
De kans is groot dat ik aan de chemo moet. Er is een verdachte lymfeklier ontdekt. Het is vrijwel zeker dat de kanker terug is. En dan moet mijn conditie die de afgelopen zes weken naar nul is gezakt, idealiter terug naar honderd. Op weg naar de gate om te boarden voor twee maanden Griekenland, belde mijn arts met het nieuws. Niks boarden dus. De koffers op de nipper van boord en terug de trein in.
Sowieso was het een beetje gekkenwerk om te gaan eigenlijk want ik zit al zes weken op de bank met pijn in een steeds kleiner wordend wereldje. Maar ja, de man had zich zo verheugd – en ik ook. En misschien knapte ik wel op in het zicht van in de zon schitterende bergen en drijven in de Griekse zee. In plaats daarvan landde ik thuis in de armen van de jongste.
En nu voel ik me schuldig. Volkomen irrationeel, ik weet het. Maar ik voel me schuldig. Om de impact op mijn man: ook zijn wereld – die hij zo graag zo groot mogelijk ziet – is klein geworden. Om mijn ver weg dochter die zich machteloos voelt. Om de jongste die haar natuurkunde examen moet halen en alle focus nodig heeft. Kanker heb je samen, zei de oncologieverpleegkundige in het allereerste gesprek tegen ons. Zo waar. En zo moeilijk.
Woensdag biopt (waar ik doodsbang voor ben, die klier zit tegen de aorta aan en dan heb je best een lange naald nodig) en ik neem aan snel daarna starten met chemo. Of immunotherapie. Geen idee. Ondertussen werk ik aan mijn conditie.
Vandaag op: smoothie met banaan, avocado, nectarine, noten en spinazie. Twee boterhammen met roerei en tomaat. Een magnum. Handvol noten. En we hebben een uur gefietst door fluitenkruid en berenklauw. Mijn dochter stuurt me een spierballen emoji. Hup!