Gisteren. Met de armen om elkaar heen lopen we het AvL weer in. Naar boven, naar het behandelcentrum voor een endoscopie. In de wachtruimte zit een ouder echtpaar. Zij zit te haken, iets ronds, in turqoise en wit. Tafelkleedje? Closetrol jurkje? Tijdens het haken kijkt ze vriendelijk rond. Een andere echtpaar komt binnen. Aantrekkelijk. Het soort aantrekkelijkheid dat komt met het opgroeien in een goed milieu, na een goede opleiding en met een goede baan. Iets cultureels schat ik, of iets met architectuur. Ze gaan naast me zitten. Na een paar minuten wordt de man opgehaald. Het is koud, de airco op 10. Ik trek mijn jurk zover mogelijk over mijn blote benen.
Wachten. Het duurt lang, veel langer dan gepland. Ik zie de onco binnenlopen en na een kwartier weer vertrekken. Vier Amsterdammers arriveren. Veel lawaai, vooral van een van de twee vrouwen “Wat een toestand! En dat na gisteren.” Ze kijkt naar ons, hengelt naar aandacht. De vrouw naast me focust nog wat scherper op haar boek. Ik verdwijn achter mijn krant.
Wachten. Binnengekomen om negen uur, het is nu bijna elf uur. Een verpleegkundige komt naar me toe, gaat naast me zitten. “We zijn klaar. Maar hij heeft pijn, zit op het toilet. Dinsdag wordt alles in het team besproken, donderdag worden jullie bij de oncoloog verwacht. Het ziet er niet goed uit.” Verdomme, dat wisten we al. Had gehoopt op een plan, beetje snel graag, om hem te helpen. “Het kan zo niet,” zeg ik. “Hij heeft zo’n pijn, er moet iets gebeuren.” “Heeft hij geen medicatie? Ga ik voor zorgen.” Ze loopt weg.
Ik begin te huilen. Pure frustratie. Voel een hand op mijn schouder. De oud zuid mevrouw. In no time raken we verwikkeld in een intiem gesprek. Over kwaliteit van leven. En hoe vreselijk betrekkelijk dat is. Hoe je meegroeit, voortdurend grenzen verlegt. Ook als naaste. Ze vertelt over een goede vriendin die vorig jaar overleed, krankzinnig veel pijn maar er wel in geslaagd een gebrouilleerde familie te herenigen. Ik vertel over broertje. “Wat doet het met jou?” vraagt ze. Ik zeg dat het mijn groei – wrang maar waar – versnelt. Dat ik steeds dichter bij de essentie kom. Ego, negaviteit en bullshit verdraag ik niet meer. En dat betekent dat er zich keuzes aandienen. In werk, in de mensen die ik om me heen wil hebben. Ze snapt het.
We zitten hand in hand, de vreemde mevrouw en ik, en delen snel en intensief. Dan komt broertje eindelijk tevoorschijn. Vanwege zijn pijn rijd ik stapvoets, drempels worden vermeden. Zacht en liefdevol onderweg zijn, dat is het allerbelangrijkste nu.