‘Rustige nacht. X.’, schrijf ik op het geeltje dat ik op het kussen plak. Het geeltje is bedoeld voor Maaike die vanavond bij broertje blijft slapen. We doen de nightshift met z’n drieen: Maaike, Jeanette en ik. Rustige nacht wordt ook altijd gezegd door de thuiszorg als ze ’s avonds laat na de laatste wasbeurt de deur uitgaan. Het is een eufemisme voor ik wens jullie een nacht zonder epileptische aanvallen, krampen of andere nare dingen.
De nachten zijn moeilijk. Het zijn de momenten waarop de paniek me aan kan vliegen. Liggend in het donker voel ik de dood dichtbij. Niets om bang voor te zijn, iedereen gaat dood, hoe moeilijk kan het zijn? Maar toch. Mijn broertje afstaan, zien verdwijnen in het grote niets maakt me bang. Goddank hebben we de mobiel nog en zijn er mensen die ik altijd wakker kan sms’en. Want waar ik me ook nog ’s druk om maak, is dat mediteren niet lukt. Juist nu ik het zo nodig heb me verbonden te voelen met de bron, of god, of hoe je het ook noemt, blokkeert het kanaal. Dichtgeslibt door verdriet en verzet. Mijn grote vriend in het noorden stelt legt via de sms’en een beschermende arm om me heen en stelt me gerust. Een rustige nacht volgt.
Gisteren was ik jarig. Lief kwam met Isa, Eva en Ramon. Eten gehaald bij de toko. We zitten rond de tafel voor het meest vreemde verjaardagsetentje ooit. Ik kijk regelmatig naar mijn broertje in bed die dan ongelooflijk lief en zacht naar me glimlacht en scheef knipoogt. ‘Puur’, mailt een andere vriend over deze tocht door onbekend terrein. En dat klopt, het is zo puur als maar zijn kan. ‘Ik had dit niet willen missen,’ zeiden broertje en ik laatst tegen elkaar. En dat is ook zo. Ik weet zeker dat mijn hart in duizend stukjes ligt. Maar ik had dit niet willen missen.