Ze stond voor het raam. Naakt. De voeten ietsje uit elkaar, de armen los langs haar lijf, haar gezicht schuin omhoog naar de zon. Haar lijf vol en wit. Onbeweeglijk. Zich schijnbaar niet bewust van de trein waar ik in zat en die langs haar raam reed. Ze stond en genoot van de zon. Vrij.
Ik dacht aan het Amerikaanse gezin dat in hun tuin een sneeuwpop gebouwd hadden. Een naakte sneeuwpop. Een vrouwentorso lijkend op de Venus van Milo. De buren en politie verplichtten hen hun eigengebouwde Venus een tshirt en broekje aan te trekken. Schending van de openbare orde was het, die Venus.
Ik dacht aan al die vrouwen die van top tot teen bedekt door het leven gaan. Nooit de zon op hun haar, laat staan op hun borsten en billen.
Wat een geluk dat je hier, in ons eigen Amsterdam, gewoon naakt voor het raam kunt staan om te genieten van de eerste stralen van de lentezon, dacht ik. Tien minuten later passeerde ik op straat een vrouw. Lopend achter een kinderwagen, met hoofddoek en lange jurk. Ze keerde haar gezicht naar de zon en glimlachte.
Binnen tien minuten twee uitersten in de stad. Vrijheid.