Kom maar

We halen herinneringen op. Broertje, mijn ouders en ik. ‘Jij nam altijd alles zoals het kwam,’ zeg ik tegen broertje. ‘Al was het nog zo moeilijk. Zelfs toen je net bij ons was, net van de boot uit Australië, je moeder en zusje kwijt. Zo klein als je was, je sloot het af en ging verder. Ik heb nooit een grote zus voor je hoeven zijn.’ Broertje kijkt me aan. ‘Maar weet je het dan niet meer, Con? Dat ik als klein jongetje iedere avond om het hoekje van je deur keek. Dat jij dan de dekens op sloeg en zei ‘kom maar’. Iedere avond.’

Verdomd. Ineens weet ik het weer. Dat brutale koppie met dat blonde haar en de vragende bruine ogen om de hoek van mijn slaapkamerdeur. Dat jongetje dat steun zocht bij zijn kersverse, nieuwe Hollandse zus.

De cirkel is rond. Kom maar, broertje. Nu het donker wordt, donkerder dan ooit tevoren. Ik sla de dekens voor je open. Kom maar.

Dit bericht is geplaatst in Broertje, Familie, kanker, Leven, Liefde. Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Verplichte velden zijn gemarkeerd met *