Mijn lief is een gezonde, Hollandse jongen. En houdt dus van schaatsen en skieen en gezellige dingen. Zelfs kerst is niet erg. Dat vormt af en toe een aardig – nou ja – contrast met mijn nogal eigenaardige opvoeding. Burgerlijk was bij ons thuis het ergste etiket dat je iemand op kon plakken. Mijn vader heeft me een half jaar niet aangekeken omdat ik wasverzachter gebruikte om de babytruitjes van mijn dochter lekker zacht en geurig te maken. Wasverzachter is namelijk voor burgerlijke types…Mijn lief heeft goddank een minder gestoorde achtergrond maar is wel een halve kunstenaar en dus ook af en toe niet goed bij z’n hoofd , gelukkig maar, anders zou ik allang stikkend in teveel gezelligheid het pand verlaten hebben. Lief gaat regelmatig ijzerenheinig het gevecht aan met mijn weltschmerz en buitenbeentjesgevoel. Wat soms ontaard in een gevoel van ‘oke, scheiden, nu!’ maar soms erg goed uitpakt. Zo heeft hij me leren schaatsen. Wat ik nooit geleerd had, want burgerlijk…
Jaren geleden, toen het klimaat nog niet bestond en het nog gewoon winter was, pakten we de fiets en fietsten met een nog kleine Eva door een wit landschap Amsterdam uit naar het Gein. Datzelfde prachtige Gein dat net ontsnapt is aan vernietiging door de verbinding A6-A9. Maar goed, schaatsen onder en gaan. Vallend en stuntelend het eerste uur maar eenmaal op de Vinkeveense plassen hadden Eva en ik het te pakken. Wat was het mooi! De molens! De witte weilanden! Het berijpte riet! De sfeervolle boerderijtjes! En overal koek en zopie en klunen naar cafe’s voor erwtensoep en borrels. En iedereen was leuk. Kortom: gezellig! En voor het eerst begon ik een beetje te snappen dat iets dat veel mensen leuk vinden, niet per definitie niks voor mij is. Burgerlijkheid kan erg aangenaam zijn.
Een paar jaar geleden herhaalde lief de wintertruc en kreeg me zover mee te gaan skieen. En alweer, het was leuk. Weer die rooie wangen en schone longen en beelden van onbedorven natuur. Na een paar magere jaren zou het nu weer kunnen: skieen. Als het ooit nog winter wordt tenminste. Maar lief is overtuigd van dikke pakken sneeuw in februari en niet te houden. En ik probeer mezelf voor te bereiden. Me te herinneren hoe leuk het was en hoe uitgerust we weer thuis kwamen en dat lief voor maanden opgeladen batterijen had. En dat ik me dus niet als een extraterrestrial moet gedragen en normaal moet doen. Normaal en gewoon en burgerlijk en gezellig. Maar die anti-burgerlijke kindertijd wil maar niet wijken en in plaats van aan onbedorven natuur en rooie wangen denk ik aan rijen voor de lift en zuurstokroze pakken. Gelukkig heb ik nog zo’n zes weken om mezelf gezellig te maken. Wat niet meevalt, want na de ‘feestdagen’ wil ik eigenlijk het liefste een winterslaapje doen en pas wakker worden met 20 graden en een heftig zonnetje.