Een mooi begin

“Wil je me helpen? Geef me maar een handje.” Mardjan is een jaar of twee, zwarte krulletjes opgebonden in twee staartjes hoog op haar ronde hoofdje. Grote, bruine ogen, mollige beentjes. Haar ouders komen oorspronkelijk uit Kabul en zijn verzeild geraakt in Amsterdam. In het huis van mijn broertje om precies te zijn. ’s Ochtends hebben we de overdrachtsakte gesloten en nu zijn we bezig de laatste herinneringen uit het huis weg te halen.

Mardjan geeft me haar handje, in haar andere hand een schaaltje dat we nog vonden in een keukenkastje. We lopen samen naar de afvalcontainer op de hoek. Als we teruglopen wil ze op de stoeprand lopen en ik moet achter haar, ook op de stoeprand. Terug in het lege huis, klimt ze voor me uit de trap op. “Kom!” zegt ze tegen me. Ze loopt de kamer van mijn jongste nichtje in. “Van Mardjan!” zegt ze en kijkt om zich heen. “Ja, van Mardjan,” zeg ik. Ik loop nog even de lege slaapkamer van broertje in, denk aan de laatste nacht dat ik hier sliep. Al die nachten dat hij hier sliep.

De trap af, naar buiten nu. “Ik wens jullie heel veel geluk in dit huis, in dit land,” zeg ik tegen de moeder van Mardjan. De tranen schieten in haar ogen. Weet ze het, van mijn broertje? Mardjan staat naast haar moeder op de stoep en zwaait. Een mooi afscheid. En een mooi begin.

Dit bericht is geplaatst in Broertje, Familie, Leven. Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Verplichte velden zijn gemarkeerd met *