Gisteren was ik toerist in mijn eigen stad Amsterdam. Met vriendin I. die al heel lang in Amerika woont maar nu een paar weken hier is. We kennen elkaar al héél lang, nog van de dansopleiding. Mijn jongste is naar haar vernoemd.
Zwerven door de stad. Van Amsterdam zuid naar het Rembrandthuis. Van de Kromboomsloot naar de Haarlemmerdijk. Van het ene terras naar het andere. Overal liggen herinneringen, verhalen. Op de Prinsengracht, vlakbij de Runstraat, ‘Welk raam was het nou? Dat met die bloemen?’ Haar oude huis. Dan langs de bakker, die er nog steeds is, waar we hazelino’s haalden, streng verboden voor ballerina’s in de dop. Langs kroegen waar we dronken werden en rare mannen oppikten. We delen herinneringen die we nooit met anderen delen: te gênant.
We zien elkaar gemiddeld een keer in de twee jaar maar pakken de draad op alsof we wekelijks op terrassen zitten. Zonder voorbehoud delend. Onvoorwaardelijk. Toen: ongelukkig, eenzaam en licht hysterisch. Nu: gelukkig, verbonden en sterk. Twee bomen, stevig geworteld en in volle bloei.