Het postkantoor. Ik sta in een lange rij. In mijn handen twee vierkante doosjes. Smaakvol. Donkerblauw met een grijs vlak. Ik kijk om me heen. Naar de mensen, de kerstkaarten, de bladen. De doosjes beginnen zwaar te wegen. Wekenlang hebben ze op mijn bureau gelegen maar nu is het echt tijd ze op reis te sturen.
Aan de beurt. “Het kleinste pakketdoosje dan maar?” zegt mevrouw Post. “Eigenlijk zijn ze te klein maar ik heb nog wel folie.” Ze pakt een stuk bubbeltjesfolie en begint de doosjes er een voor een in te rollen. Een traan drupt langs mijn wang, dan nog een. Voorzichtig, wil ik zeggen. Doe ’s een beetje zacht!
“Moet het verzekerd worden? Wat is de waarde?” Ik slik. Het houdt op met druppelen, het stroomt nu, niet meer te stuiten. Onschatbaar, denk ik. De waarde is onschatbaar en niet te verzekeren. “As-sierraden,” zeg ik zacht. “Wat zegt u?” “As-sierraden. Twee kettinkjes.” De pakjes worden omwikkeld met plakband. Wordt nog een hele klus voor de familie in Australië om die open te krijgen. Dan gooit mevrouw Post het pakje in de postzak. “Prettige dag verder!”
“Prettige dag,” antwoord ik. “Goeie reis, broertje,” denk ik.
heftig, ontzettend mooi verwoord…
liefs
Nimphie