Alleen als ik lach

Eerst kreeg ik een grote rugoperatie, toen ging mijn vader dood en daarna doorkruiste ik Australië.

Een paar dagen voor ik in Naarden werd opgenomen voor mijn rugoperatie, brak mijn vader zijn heup in Leeuwarden. We belden elkaar dagelijks even vanuit onze ziekenhuisbedden.
‘Doet het zeer?’
‘Alleen als ik lach.’

Mijn vader, die na een paar dagen alweer vrij zou komen, bleef maar aan het bed gekluisterd en begon raar te praten. Ik mocht na een weekje naar huis en strompelde elke dag een beetje beter. Na een aantal weken zette ik de passagiersstoel in de ligstand en liet me naar Leeuwarden rijden want de warrige praatjes van mijn vader bevielen me niet. ‘Hoe heet je van je achternaam en vind je het niet erg druk in deze terminal?’ vroeg mijn vader me toen ik zijn hand pakte. Twee weken later stierf hij in een hospice, terwijl ik rijdend door een hele vroege ochtend naar hem onderweg was. Hij lag er tevreden bij, maar toen zijn vrouw en ik hem wasten, vonden we hem toch wel erg dood ineens.
Het crematorium lag stil in de weilanden; kieviten en andere schoolplaatvogels buitelden rond, de kist met mijn vader erin, verdween in de oven en toen was het leven van mijn vader voorbij.

Ik voelde niets.

Een week later reden we van de Zuid-Australische kust, waar het winter was, naar het tropische noorden. We passeerden de Steenbokskeerkring, dode en levende kangoeroes, stoffige stadjes, vreemd gevormde bergen en eindeloze platte rode aarde, die zich uitstrekte tot de horizon en verder, veel verder. Het was als een sesshin; het rijden door het droge hart van dat machtige land. Een droge, dorre, saaie sesshin. Dit gaat niet meer over, de gong gaat nooit meer, dacht ik en ik gaf me over. De dorheid trok in mijn botten en mijn ziel en verdroogde daar iedere verwachting, hoop en gedachte. Er is alleen maar dit en er zit niets anders op dan gewoon maar te blijven zitten, meter na meter. En natuurlijk, zoals dat gaat met sesshins, waren er dan ineens belevenissen. Wolken bijvoorbeeld (kijk! een wolk!) of het besef dat ik zonder pijn bergen kon beklimmen en verzetten.

In het noorden zagen we de zee weer. Ik stond op het strand en verbeeldde me dat ik Nieuw-Guinea kon zien waar mijn vader als jong matroosje op het strand gestaan had. Daar was het reisbloed gaan kruipen waar het niet gaan kon en daarom was mijn vader niet zo’n goede vader geweest. Hij wilde eigenlijk een ander leven. Maar hij zat in dit leven en er zat niet veel anders op dan gewoon maar te blijven zitten, uur na uur tot hij zijn laatste adem uitblies in Harlingen, in plaats van op een houten bootje in Polynesië wat eigenlijk de bedoeling was.

‘Ben je verdrietig?’ vroeg mijn dochter. ‘Alleen als ik lach,’ schoot het door me heen. Maar dat zei ik maar niet.

Dit bericht is geplaatst in Dood, Reizen. Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Verplichte velden zijn gemarkeerd met *