Zaterdagavond. ‘Slaap lekker, broertje. Tot morgen.’ ‘ Slaap lekker, zusje. Ik hou van je.’ Het is twee uur ’s nachts. Broertje, mijn nichtje en ik hebben een film gekeken – Chinees, prachtig – en zitten kletsen. Bedtijd nu. Een rustige nacht volgt. ’s Ochtends naar beneden. Hem wakker maken als de thuiszorg binnenkomt. Het lukt me niet. En ook de verpleegkundige krijgt hem niet wakker. Ineens zit mijn hart in mijn keel. Het is zover besef ik. Dit is het. Trillend ga ik bellen. Ouders, broer, mijn lief en Jeanette. Coma, zegt de huisarts, nog een paar uur.
Om hem heen zitten. Hem vasthouden en tegelijkertijd proberen hem los te laten. Zachtjes strelen. Kusjes op zijn voorhoofd. In zijn oor fluisteren hoeveel hij voor ons betekent. Fluisteren dat het goed is zo. Dat hij toch nooit echt weg kan gaan. Altijd bij ons blijft. Hopend tegen beter weten in dat hij toch nog wakker wordt. Nog even. Maar broertje ligt stil. Doodstil. Zijn ogen open, af en toe glijdt er een traan langs zijn wang die mijn moeder zacht wegveegt. Zijn adem wordt onregelmatiger, lichter. Wij worden stiller, houden onze adem in. Vervuld met ontzag. Broertje ademt voor het laatst uit, zijn gezicht verandert, iets essentieels verlaat hem. Buiten steekt de wind op. Wij ademen in. Broertje is weg.
Gecondoleerd Connie. Ik lees met m’n mond vol tanden.. Heel veel sterkte..