Winter 1997. Ik sta op het dakterras en kijk. De hemel inktzwart en bezaaid met sterren. Hoog achter me de komeet van Halley, wijzend als de ster van Bethlehem: dit is de plek, dit is je thuis. Om het huis ligt zand, er is geen stoep, geen lantarenpalen. En ook geen geluid van de voorbij piepende tram op de Overtoom.
Ik weet het water in de vijver naast ons huis zwart bevroren. Ik weet mijn man en kinderen rustig slapend in het vreemde huis. Warm, veilig. Mijn adem vormt wolkjes. Een gans gakt in het zwart boven me. Ik haal diep adem.
De eerste nacht in Almere.